Uitgaan & Cultuur
Geschiedenis van Losser
LOSSER - Frans Jacobs is in 1992 in Losser komen wonen en heeft zich de afgelopen jaren verdiept in de geschiedenis van Losser en in het bijzonder die van het dorp en de marke Losser. Van zijn hand zijn inmiddels drie boeken verschenen respectievelijk over de naoberschap waar hij woont, over de rechtspraak in de marke en over de geschiedenis van de gereformeerde gemeente in Losser. Zijn belangstelling gaat vooral uit naar de tijd tot en met de Franse revolutie.
In De Week van Losser zal hij komende tijd een serie kleine artikelen publiceren over het wel en wee van de inwoners van het dorp uit die tijd.
Losser tijdens de Tachtigjarige oorlog
Wie oude foto’s van Losser bekijkt ziet het ene na het andere vredige dorpstafereel. En het is dan moeilijk je voor te stellen dat het hier ook regelmatig anders is geweest en dat de mensen in angst en vreze voor oorlogsgeweld leefden.Losser had gelukkig geen burcht, kasteel of vesting die regelmatig doelwit was van oorlogshan-delingen. En we lagen mooi aan de rand van het land, in een uithoek van Twente. Maar al in de Middeleeuwen had men hier in de buurt toch last van rondzwervende roversbenden. En dan bedoel ik niet van landlopers, vagebonden, gauwdieven en ander onguur volk maar van georganiseerde criminaliteit: Roofridders! Omstreeks 900 was ene Willem heer van Goor Deze Willem ontpopte zich samen met zijn neef, die heer van Saesfeld was, tot een stel echte roofridders. Samen stroopten zij heel Twente af, tot onder Enschede. Ze zullen ongetwijfeld ook in Losser geweest zijn. De hele Middeleeuwen door was het Oversticht een strijdtoneel, tussen de bisschoppen van Utrecht en (Twentse) roofridders. Tijdens de Geldersche oorlogen (1502-1543) viel Karel van Egmont, Hertog van Gelre voortdurend Twente binnen, brandschatte en plunderde de hele landstreek.De situatie veranderde pas nadat in 1543 Keizer Karel V het hier voor het zeggen kreeg. Een periode van betrekkelijke rust brak aan.
Maar al spoedig breekt de Tachtigjarige oorlog uit (1568-1648)
In de begin jaren is er in Twente nog vrij weinig van te merken. Dat verandert echter in 1580. Vanuit kastelen als Twickel bij Delden, Heeckeren bij Goor, Schuilenburg bij Hellendoorn en Saasveld en de vestingsteden Oldenzaal en Zutphen en stadjes als Enschede, Almelo en Ootmarsum terroriseren knechten en ruiters de arme bevolking. Soms zijn er zelfs veldslagen waarbij honderden doden vallen, zoals op de Hardenbergerheide in 1580, in Goor tussen 23 juli tot 1 augustus 1581 en bij Noordhorn in Groningen vier weken later. Nog erger wordt het echter na de moord op Willem van Oranje in 1584. De Staten Generaal zijn tamelijk radeloos en besluiten tot een tactiek van de verschroeide aarde: heel Twente moet worden platgebrand zodat de Spaanse troepen daar verstoken blijven van voedsel en andere bevoorradingen. Twaalf dagen na de moord op Willem van Oranje brandt Stad Delden tot de grond toe af. Het gebied tussen Almelo, Oldenzaal en Groenlo is jarenlang grotendeels ontvolkt.
Ook in Losser had men hiervan ernstig te lijden. Niet alleen het dorp maar ook de marke. In 1595 wordt er (na twaalf jaar !) in de Losserse marke een noodholtink uitgeschreven. Door het “verderblichen Kriegswesen “ ligt een groot gedeelte van de erven (10 van de 31) braak en de graaf van Bentheim doet een dringend beroep op de goedsheren om hun erven weer “onder de ploeg te brengen en het verworgherte land weer in esse te brengen”
Op 22 oktober 1597 wordt Oldenzaal op de Spanjaarden veroverd door Maurits van Nassau. De stad blijft tot 1605 in Staatse handen. Maar op 9 augustus van dat jaar wordt Oldenzaal ingenomen door Ambrosius Spinola waardoor het weer in Spaanse handen komt.
Al in 1590 was er een plan om een windkorenmolen te bouwen in Losser. Dat was een heel karwei en in 1605 lagen alle onderdelen in Losser klaar om de molen in elkaar te zetten. Maar de Spaanse troepen van Spinola, op weg naar de vesting Oldenzaal, gebruikten het hout voor onderdak en verwarming. Het molenhout was overigens niet het enige dat brandde: het hele dorp Losser evenals de marken Beuningen, de Lutte en Berghuizen, had het zwaar te verduren van de belegering van Oldenzaal door de Spaanse troepen. Zozeer dat zij in 1605 een korting 75 Carolus gulden kregen bij de verpondingen in 1605
Op de holtink van 25 januari 1610 wordt weer geklaagd dat door “Kriegswesen en pestilentische Kranckheijten” er in de marke 7 erven woest en verlaten waren. Dat kon er nog wel even bij, de pestepidemieën van 1582 en 1606. In 1611 wordt er een noodgericht gehouden in Oldenzaal waar o.a. een aantal Losserse boeren verslag deed van alle gruwelijkheden die in Losser hadden plaatsgevonden. Gesproken wordt van bittere armoede maar ook van marteling.
Als in 1621 het Twaalfjarig Bestand afloopt krijgen we ook in Losser weer te maken met hevige oorlogstaferelen. Jonker Sweder Schele van Weleveld schreef er uitvoerig over in zijn dagboek en vermeld dat de bevolking van Losser, welke voor de troepen gevlucht was, op 23 augustus 1623 bij terugkeer hun kerk geplunderd terugvond.
Maar na het beleg van Oldenzaal in 1626 door Ernst Casimir van Nassau komt op 1 augustus van dat jaar de stad definitief in Staatse handen en komt er weer enige rust in deze contreien.
Tot Bommen Berend hier op het toneel verschijnt (1665).
Daarover een volgende keer.
Door Frans Jacobs